- Ik kan mijn huis beschrijven.
- Ik zeggen wat ik 's morgens, 's middags en 's avonds doe.
- Ik kan de woorden 'mon, ma, mes, ton, ta, tes, son, sa, ses' correct gebruiken.
- Ik kan de wederkerende werkwoorden 'se laver', 's'amuser' en 's'habiller' correct vervoegen.